NRC: Een jaar na de explosie in Beiroet is het iconische Sursock Paleis nog steeds grotendeels verbrijzeld

De ravage van het Sursock paleis in Beiroet, Libanon. Foto Diego Ibarra Sánchez
De ravage van het Sursock paleis in Beiroet, Libanon. Foto Diego Ibarra Sánchez

Mary Cochrane is de echtgenote van Roderick Cochrane, een telg uit de beroemde Libanese aristocratische Sursock familie (Roderick draagt de achternaam van zijn Ierse vader). Gekleed in een spijkerbroek en wit T-shirt geeft de Amerikaanse vrouw een rondleiding door het Sursock Paleis, het monumentale 19de-eeuwse pand in hartje Beiroet waar ze met haar gezin woont. Bij een opengereten fauteuil voor hetzelfde balkon houdt ze even stil. „De plaats delict”, mompelt ze.

Voor de lege raamkozijnen hangt een wit zeil. De ruiten zijn nog steeds niet vervangen, vertelt Cochrane, want de restauratie van het paleis is onbetaalbaar. De Sursocks mogen van adel zijn, de familie heeft al jaren weinig reserves vanwege het dure onderhoud van het paleis en zit sinds de explosie vrijwel zonder inkomsten doordat het pand niet meer verhuurd kan worden voor huwelijken en andere evenementen.

Bovendien bleef de hulp die na de explosie massaal beloofd werd grotendeels uit. „We zijn de krant van gisteren”, zucht Mary Cochrane. „Vorig jaar kwam Unesco hier een persconferentie geven en stonden buitenlandse ambassades in de rij om hun steun te betuigen. Iedereen leek te willen helpen, maar vrijwel niemand belde terug.”

Daarmee verkeert het Sursock Paleis een jaar na de explosie in Beiroet nog steeds in een staat van verval. Het iconische pand uit 1860 staat dan wel overeind, maar de interne structuur is grotendeels verbrijzeld. Binnen is de chaos nog groter: de centrale hal, met marmeren standbeelden en elegante zitkussens langs de wanden, doet tegenwoordig dienst als berging voor kapotte meubels en brokjes steenwerk. In de vertrekken eromheen liggen van de muur geblazen schilderijen tussen omgevallen stoelen en tafels.

Mary Cochrane wandelt door de ravage en vertelt liefdevol over elk verwoest kunstwerk en meubelstuk. Uit een urn naast de binnenplaats vist ze een gouden hoofd en houdt het boven het standbeeld ernaast. „Deze hier is onthoofd, maar haar gezicht is nog altijd schitterend”, zegt ze. „We proberen schoonheid te vinden in de verwoesting.”

Het hele artikel staat hier by Melvyn Ingleby